“Het goede kan het boze niet met boosheid bestrijden,
want het heeft alleen het goede ter beschikking.”
(MM Inferno)
Als Gerrit 55 jaar is en Beato 25 ontmoeten zij elkaar, omdat Gerrit verlichting zoekt voor zijn reumatische pijnen in het kuuroord waar Beato werkt. Gerrit is voor niets of niemand bang, altijd waakzaam, altijd erop belust de macht in handen te hebben. Hij heeft geleerd om zijn geweten tot zwijgen te brengen, verliest nooit de controle over zichzelf. Behalve in die ene fractie van een seconde wanneer hij Beato ontmoet. Deze eerste ontmoeting heeft een ontwikkeling tot gevolg die in een stroomversnelling komt als Gerrit op 69-jarige leeftijd, ongeneeslijk ziek, wederom onder behandeling komt van Beato. Deze werkt nu in het instituut en ziekenhuis van Johannes, waarover Mieke Mosmuller ook in eerdere romans geschreven heeft. Er is voor Gerrit geen hoop op lichamelijke genezing. Het contact met Beato brengt veel teweeg, Gerrit en Beato voeren intensieve gesprekken.
Zo vertelt Gerrit (de ik-persoon) in het ziekenhuis aan Beato: “‘Bij mij had niemand toegang, er was eenrichtingsverkeer. Geen uitwisseling, alle macht werd door mij ontplooid. Met die vaardigheid ben ik in zaken gegaan. Vooral wapenhandel, vaak illegaal, maar onder een legale bovenlaag. Ik heb op regeringsniveau gefunctioneerd, Beato, internationaal. Niet openlijk, niet op het grote toneel, maar achter de schermen. De dingen liepen zoals ik wilde en tegenstand heb ik nooit aanvaard.’
‘Sorry Gerrit, misschien ben ik wat onnozel, maar zoiets gaat toch altijd een keer fout?’
Ik keek hem lang aan, hij werd natuurlijk niet onzeker. ‘Natuurlijk is het fout gegaan, Beato. Op het moment dat er één fractie van een seconde zelfbetrokkenheid ontstaat, valt het hele kaartenhuis in elkaar. Dan krijg je een vrijkaartje naar het gevang, onmiddellijk.’
‘Heb je tóch in het gevang gezeten?’
Ik lachte, spottend. ‘Natuurlijk niet. Ik ben geen moment onzeker geworden. Nooit. Zolang ik leef zal niemand het wagen iets tegen me te beginnen. Toch is het fout gegaan. Op het moment dat ik daar in Italië de spreekkamer binnenging en ik een fractie van een seconde mezelf gewaarwerd zoals jij me zag. Jij, de absolute volmaaktheid, een jonge God, niet van zijn stuk te brengen door mijn actieve zwartheid. Jij bereikte wat niemand heeft klaargekregen en je bereikte het ongewild. Je bereikte het omdat je zo ongelooflijk aardig bent, letterlijk ontwapenend. Al mijn wapens kletterden op de grond en in mijn kwetsbaarheid heb je me gegrepen jongen. En je hebt iets goeds in mijn donder gestopt. Vanaf dat moment is het fout gegaan, al heb ik me na een poos wel weer hersteld en heb ik nog een aantal jaren doorgewoekerd. Seks en geld zijn genotmiddelen, maar waar het echt om ging was de macht. De grote bazen van het kwaad in een James Bondfilm zijn lullige fantasietjes van een schrijver die er niets van begrijpt. Machtsstreven heeft geen hongerige piranha’s in bassins nodig, of ondergrondse laboratoria… Machtsstreven heeft eenvoud nodig, de eenvoud van de zwart magische techniek. Maar dan is liefde puur vergif, één lichtdruppeltje is genoeg, als dat een wit magisch lichtdruppeltje is. Want dacht je niet dat aan dat hele machtsstreven in de gron