De auteur verricht verrassend filosofisch werk door het 'denken over het denken' vanuit de theoretische abstractie over te leiden naar het reflecterend ervaren wat denkkracht wezenlijk is. Het denken stoelt in de westerse cultuur sinds Aristoteles op diens wetten van de logica, gebaseerd op zijn tien categorieën. De auteur bespreekt dit stelsel grondig en voegt er eigen actualisering aan toe. Zij legt verbanden met Plato en Hegel, zij toetst haar zienswijze aan de andere auteurs. Er wordt prominent gerefereerd aan Rudolf Steiner en diens antroposofie en christologie. Ook wordt verwezen naar kunstuitingen en meditatieve oefeningen. Door los van zintuigindrukken, of herinneringen daaraan, wakker te blijven in de dynamiek die zich in het denken pas dan kan openbaren, ontstaat de objectieve waarneming van het denken als zodanig. Subjectieve gedachten zijn dan tijdelijk tot zwijgen gebracht. De algemeen veronderstelde scheiding tussen subject en object wordt scherp geanalyseerd en weerlegd. Filsofische voorkennis is niet vereist. Wel vraagt het discours een heldere denkinspanning.